Maalstenen werden van oudsher gebruikt om graan te malen, een essentieel proces om meel te produceren dat als voedsel diende voor gemeenschappen over de hele wereld. De opkomst van watermolens en later windmolens vereiste hoogwaardige molenstenen die uit specifieke steensoorten werden gewonnen. Het resultaat was de geboorte van de molensteengroeve.
Belgische molens, Franse Steen
In vele Belgische molens vinden we molenstenen afkomstig uit het Franse “La Ferté-sous-Jouarre”, gelegen nabij Parijs. Al sinds de 15e eeuw tot 1958 werd hier een zandsteensoort van buitengewone kwaliteit ontgonnen. Interessant genoeg waren de gedolven stenen te klein om direct als molensteen te dienen. Een ambachtelijke oplossing werd gevonden door ze als een complexe legpuzzel in de juiste vorm te leggen en vervolgens met cement tot één geheel te maken.
Nederlandse molens, blauwe steen
In Nederland werden eeuwenlang zogenaamde “blauwe stenen” van basaltlava gebruikt, die afkomstig waren uit de Vulkaneifel in Duitsland. Deze steensoort is aanzienlijk zachter dan de Franse variant, waardoor ze frequenter geslepen moesten worden om optimaal te functioneren als molenstenen. De Nederlandse molensteengroeves speelden dus een cruciale rol in het leveren van deze onmisbare onderdelen voor de lokale molens.
Hohllay, een ondergrondse molensteengroeve in Luxemburg
Terwijl de ‘franse steen” en de ‘blauwe steen” hoofdzakelijk bovengronds ontgonnen werden in zogenaamde dagbouwgroeves, vinden we in Luxemburg een ondergrondse molensteengroeve, waar de molenstenen in hun geheel werden ontgonnen. In de omgeving van Hohllay nabij Berdorf, begonnen de Romeinen reeds met de ontginning van bouwsteen. Later ontstond een ondergrondse exploitatie in de zandsteen en dolomietformatie, gericht op de productie van molenstenen voor het klooster van Oeren bij Trier. Indrukwekkend zijn de ontginningssporen op de plafonds die getuigen van de arbeid die hier ooit werd verricht.