Om de mergel te ontginnen werden verschillende ontginningsmethodes gebruikt, afhankelijk van de locatie en kwaliteit van de mergel.
De bereikbaarheid van de mergellaag was bepalend voor de eerste aanzet voor de groeve. Op vele plaatsen in Limburg heeft de maas door de eeuwen heen vele heuvelruggen uitgesleten met dagzomende mergellagen tot gevolg. Op deze plekken kon men makkelijk een horizontale nieuwe ontginning starten dmv een horizontale drijfgang. Echter op plaatsen waar de goede mergellaag zich dieper onder de grond bevond was men genoodzaakt eerst een verticale schacht te graven om de mergellaag te bereiken alvorens men aan de horizontale drijfgang kon beginnen. Rondom deze schacht, of in de directe nabijheid werd vervolgens een trap naar beneden gegraven die gebruikt werd voor de blokbrekers, terwijl de schacht zelf diende om de blokken naar boven te takelen. In de volksmond worden deze schachten en trappen ook wel “graeten” genoemd.
Drijfgangen:
Zijgangen:
Pilaren:
Blokbreken: